Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO4138

Datum uitspraak2004-02-18
Datum gepubliceerd2004-02-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/045042-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing vordering gevangenhouding mede ivm het feit dat verdachte niet thuishoort in justitiële inrichting maar in inrichting voor geestelijke gezondheidszorg.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH RAADKAMER Afwijzing vordering gevangenhouding parketnummer: 01/045042-04 Gezien de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van 16 februari 2004 strekkende tot het verlenen van een bevel tot gevangenhouding van: naam [verdachte] voornamen [voornamen verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats] adres [adres] thans verblijvende in de/het PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 HvB te Vught. Gelet op het tegen de verdachte verleende bevel tot bewaring van 13 februari 2004. Gelet op het onderzoek in raadkamer van heden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt en waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. Ter zitting in raadkamer heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte eerder voor feit 1 op de vordering in voorlopige hechtenis is genomen. Hernieuwde detentie voor dit feit is in strijd met het "nemo debet bis vexari"-beginsel. Niet, aldus de raadsman, is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden die maken dat thans opnieuw tot detentie voor dat feit zou kunnen worden overgegaan. De raadsman heeft aangevoerd dat nieuwe sporen of nieuw belastend materiaal niet naar voren zijn/is gekomen. Slechts zijn thans de resultaten bekend geworden van een nader onderzoek dat met al het ter beschikking staande sporenmateriaal ook tijdens de eerdere detentie van verdachte uitgevoerd had kunnen worden. Uit het proces-verbaal blijkt in elk geval niet dat dat onderzoek naar de toenmali-ge stand der wetenschap onmogelijk was. De rechtbank is - anders dan de R-C bij gelegenheid van de beoordeling van het bevel bewaring - van oordeel dat het resultaat van het bloedsporenpatroononderzoek van R. Eijkelenboom, noch overigens het resultaat van het vergelijkend onderzoek van S.J.M. Schieveld, kunnen worden beschouwd als nieuwe, bezwarende feiten of omstandigheden die rechtvaardigen dat verdachte na eerder ontslag uit detentie thans wederom in voorlopige hechtenis wordt genomen. De rechtbank deelt het standpunt van de raadsman van verdachte dat in onvoldoende mate is gebleken dat het resultaat van het onderzoek niet reeds gedurende de eerdere detentie verkregen had kunnen worden. Zulks is ook niet direct aannemelijk, nu het hier gaat om een bloedsporenpatroononderzoek, de bloedsporen ten tijde van de eerdere detentie al waren veiliggesteld (fotografisch en feitelijk), dergelijke patronen zich laten verklaren door biologische, fysiologische en/of natuurkundige beginselen die ten tijde van de eerdere detentie evenzeer golden als thans, terwijl voorts niet is gebleken dat een onderzoek naar het effect van die beginselen op het ontstaan van het sporenbeeld naar de stand der techniek ten tijde van de eerdere detentie nog niet mogelijk was. Nu in genoemde rapporten geen nieuwe bezwarende feiten of omstandigheden zijn gelegen, zal de rechtbank de gevangenhouding voor feit 1 op het bevel bewaring weigeren. Ook voor feit 2 op het bevel bewaring zal de rechtbank de gevangenhouding weigeren. Het feit betreft, zakelijk weergegeven, de bedreiging van een personeelslid van Unit 2 (afdeling crisisopvang) van de instelling voor geestelijke gezondheidszorg Reinier van Arckel, een afdeling waar mensen worden verpleegd met een geestelijke stoornis en met name mensen die door hun psychose of een ander psychisch ziektebeeld een gevaar vormen voor zichzelf en/of voor anderen. De afdeling is, met andere woorden, bedoeld om mensen (desnoods tegen hun wil) op te nemen met het oogmerk anderen tegen hen (en hen ook tegen zichzelf) in bescherming te nemen. De rechtbank is van oordeel dat uit de behandeling ter zitting afdoende is gebleken dat de geestestoestand van verdachte aanleiding geeft tot het aannemen van gevaar voor recidive. Zulks levert echter op zich geen grond op voor detentie in een justitiële inrichting, omdat hij nu juist met het oog daarop was opgenomen in een inrichting voor geestelijke gezondheidszorg en die instelling - anders dan justitiële inrichtingen - juist bij uitstek is ingericht voor de opvang en het omgaan met patiënten als verdachte en ook - anders dan de justitiële inrichtingen - bij uitstek beschikt over het terzake deskundig personeel. Het bestaan van recidivegevaar hoeft derhalve niet aan terugkeer van betrokkene naar deze instelling in de weg te staan, zodat geen gronden bestaan voor het tweede feit de gevangenhouding te gelasten. De rechtbank erkent de noodzaak om verdachte in afwachting van (terug)plaatsing in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg nog enige tijd vast te houden. Derhalve acht de rechtbank termen aanwezig om het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis (bewaring) af te wijzen. De vordering van de officier van justitie behoort te worden afgewezen en dient te worden beslist als na te melden. Gelet op de artikelen 69 en 79 Wetboek van Strafvordering. B E S C H I K K E N D E: Wijst af de vordering van de officier van justitie. Weigert de gevangenhouding van verdachte. Aldus gedaan in raadkamer dezer rechtbank voornoemd van heden 18 februari 2004 door Mrs. R.J.M. Cremers, voorzitter, I.L. Hage, S.M. van Steenbergen, leden, in tegenwoordigheid van A. van Seventer-Madho, griffier. De griffier, De voorzitter,